Fama is in de Romeinse mythologie de godheid van de glorie als ook van het gerucht. In de Griekse mythologie de Pheme komt overeen met de Fama (Griekse Φήμη). Personificatie van roem is nog steeds de Gloria aan de Romeinen.Inhoudsopgave [Verbergen] 1 Pheme en Ossa2 Fama 2.1 Fama in de Aeneis2.2. het kasteel van Fama op Ovid3 receptie 3.1 in de podiumkunsten3.2 in fictie4 literatuur5 webkoppelingen6 verwijzingenPheme en Ossa [bewerken]Pheme (Ὄσσα) lijkt in Homer, Ossa. Eens - in de Ilias - de term "Pheme" betekent de glorie die vergezeld gaan van het Griekse leger als een boodschapper van Zeus [1], de andere keer - in de Odyssey - hij belichaamt het gerucht. [2]Pheme - etymologische verwante phemi, oorspronkelijk genaamd» praten «-gewoon een bericht of een opmerking van onduidelijke afkomst, in tegenstelling tot een bericht afkomstig uit bekende bron.» Het was Pheme, het gerucht, het uiterlijk - maar ook het teken en de voorteken. [3] in Sophocles' drama koning Ödipus is zij een kind van Elpis, de gepersonaliseerde hoop. [4]Hesiodus werken en dagen, wordt ze beschreven als een allegorie en quasi godheid:Pheme is inherent kwaad, lichtgewicht, oh zo makkelijk te halen, maar hard-aan-dragen en neerzetten weinig meer. Ze verdwijnt nooit volledig zodra het is grote praten van de menigte. In feite, is het een soort van godin. [5]In mythologische teksten zijn er slechts een paar illustratieve representaties van de figuur. Pheme in Nonnus; zal verschijnen meerdere Er, ze wordt beschreven als gevleugelde en vielzüngiges aard, die vrij komt met zijn allegorische karakter overeen. [6] het persoonlijke contour ontbreekt en het lijkt niet te hebben zelfs een cultus. Enige Aeschines gemeld door een altaar opgericht door de Atheners na de slag bij de Eurymedon van Pheme [7], die wordt genoemd door Pausanias als een nieuwsgierigheid en het bewijs dat de Atheners een altaar gewoon elke gebouwd. Verschijnen als zoiets van het zelf en de Diabole (Διαβολή "smaad") belangenden de individuele [8] Aeschines onderscheidt tussen Pheme. Echter, is een dochter van Diabole in Achilles Tatius "de Pheme":Gerucht [Pheme] is de dochter van laster [Diabole]. Smaad is scherper dan een zwaard, sterker dan vuur en beseuselt meer dan het nummer van de sirene. Het gerucht loopt sneller dan water dan loopt sneller dan de wind, en vliegt sneller dan een vogel. [9]Fama [bewerken] Louis de Silvestre: personificatie van de Fama. Het snijden van een Deckengemäldes op de Mathematisch Physikalischer Salon van de Dresdner KennelIn het Latijn literatuur is de Fama in de eerste plaats wanneer Virgil en Ovidius. Bovendien lijkt het ook in Gaius Valerius FLACCUS, [10] waar het wordt het instrument van de straf van de lemnian vrouwen door Aphrodite. Het gerucht dat hun mannen ze verlaten wilde, aanzetten tot de vrouwen te vermoorden haar. Hoewel het fungeert als een demonische wezen, Fama hier nogal ambivalent is beschreven: behoren noch hemel of hel, er wordt gezegd, ze zweven tussen. Die horen hen, lachen over het op eerst, maar zo lang weer, ontdoen van tot steden onder invloed van spraakzaam tongen beefde. In de tot slot van de Publius Papinius Statius Thebaid, Fama wordt weergegeven als een soort van woede en begeleider van de God Mars. [11]Fama in de Aeneis [bewerken]In Vergils Aeneis ist Fama eine Tochter der Gaia und eine Gigantin. Anfangs ist sie klein, doch wenn sie sich fortbewegt, schwillt sie zu riesenhafter Größe an, bis sie allen Raum zwischen Himmel und Erde ausfüllt. Unter jeder Feder ihrer beiden Flügel befindet sich ein aufgerissenes Auge, ein schwatzender Mund und ein gespitztes Ohr. Bei Nacht saust sie auf und ab zwischen Erde und Himmel, ähnlich dem Eichhörnchen Ratatöskr, das in der Weltenesche Yggdrasil hin und her huscht, um beim Austausch von Gehässigkeiten zwischen dem im Wipfel hausenden Adler und dem an der Wurzel nagenden Drachen Nidhöggr behilflich zu sein. Was Fama verbreitet, ist ihr gleich, sie hat den Verkünder der Wahrheit und den Verleumder gleich gern. Das zeigt sich dann auch darin, wie sie die (zutreffende) Nachricht vom Stelldichein des Aeneas und der karthagischen Königin Dido (Mythologie) im Lande verbreitet: Ein trojanischer Prinz sei gekommen, die Königin sei ihm verfallen und hörig und die Beiden verbrächten den Winter in Lustraserei und vergäßen darüber die Regierungsgeschäfte.[12]Die Burg der Fama bei Ovid[Bearbeiten]Auch Ovid entwickelt in seinen Metamorphosen eine komplexe Allegorie[13] der Fama: Im Mittelpunkt der Welt, zwischen Himmel und Erde, zwischen Land und See, gleich nah und gleich fern, befinde sich ein Ort, von dem aus Alles gesehen und überwacht, jede Stimme gehört und jedes Wort verzeichnet werde. Dort habe sich Fama auf einem hohen Gipfel ihre Burg errichtet, einen türlosen Wachtturm mit tausend Öffnungen, vollständig aus hallendem Erz bestehend, das jeden Schall verdoppele und wieder verdoppele. Im Inneren gebe es niemals Stille, doch auch kein deutliches Wort, sondern nur Gemurmel und halb verständliches Gezischel. Hier sei das Heim von Credulitas, der „Leichtgläubigkeit“, von Error, dem „Irrtum“, von Laetitia, dem „Übermut“, von Susurri, dem „Geflüster“, und von Seditio, der „Zwietracht“. In der Neuzeit erscheint Fama vor allem als Personifikation des Ruhmes. Ihr Attribut ist eine Posaune, mit der sie die ruhmreiche Tat entsprechend lautstark verbreitet.Rezeption[Bearbeiten]In der darstellenden Kunst[Bearbeiten]Ein Standbild der Fama befindet sich auf der Kuppel des Oktogons der Dresdner Kunstakademie – eine vergoldete Kupfertreibarbeit, die der Dresdner Bildhauer Robert Henze (1890) entworfen, Hermann Heinrich Howaldt aus Braunschweig begonnen und Paul Rinckleben, ebenfalls ein Dresdner, 1893 fertiggestellt hat. Ihr Lorbeerkranz verkörpert den Künstlerruhm.In fictie [bewerken]Fama is een personage uit Christoph Ransmayrs Roman de laatste wereld als Krämerin door Tomi en moeder van de verrader en dwangmatige Schwätzers van Polydamas, ze geruchten verspreiden.
Wordt vertaald, even geduld aub..